Als een Struisvogel uit het ei komt is hij ongeveer zo groot als een kip. Het kuiken weegt tussen de 800 en l000 gram. Hij heeft dan een mooie verenpracht in de kleuren beige, bruin en zwart. Een pasgeboren kuiken dient men met zorg te behandelen.
De eerste dagen blijft het kuiken nog in de uitkomstkast tot het goed is opgedroogd, daarna gaat het naar de quarantainekamer, onder de warmtelampen en bij eerder uitgekomen kuikens. Dan is het wel van belang dat een kuiken goed drinkt, voeding is nog niet noodzakelijk. Na een dag of drie, als de ingewanden gaan werken, waardoor ze dus ontlasting krijgen, dan kun je beginnen wat speciaal startvoer te geven. Hieraan moeten ze gewend worden en dit voer wordt dan ook met kleine hoeveelheden tegelijk gegeven. Wel moet je ervoor zorgen dat ze de hele dag te eten hebben. Eenmaal in de groei, groeit een Struisvogelkuiken 1 cm per dag, wat erg veel is. Het is dus zeer zeker noodzakelijk dat er veel aandacht aan de hygiëne en voeding wordt besteed. Als de vogel eenmaal goed groeit begin je na een maand of 4 langzamerhand over te schakelen op volwaardig voer, wat men onderhoud- of ruivoer noemt. Het eten wordt in de keel verzameld en regelmatig heffen ze hun nek omhoog, zodanig dat het eten langs de slokdarm naar beneden kan zakken, dit is heel erg goed zichtbaar.
Als ze drinken moeten ze echter de nek elke keer omhoog doen, zodanig dat het water kan doorglijden. Een Struisvogel is een erg nieuwsgierig dier en hij pikt naar alles wat hij maar ziet liggen. Je moet er dus wel alert op zijn dat er in de weide geen spijkers, glas of andere glinsterende voorwerpen liggen, want deze worden door de vogels direct opgepikt. Scherpe voorwerpen in hun maag of darmen veroorzaken, zo kun je wel raden, inwendige bloedingen die niet te stoppen zijn en waaraan ze dus doodgaan. Ook gevaarlijk zijn spijkers die niet goed zijn weggewerkt aan hun stal of hok. Als ze zich hieraan haken scheurt hun vel direct een heel stuk, wat dan gehecht moet worden.
Als de vogels tussen de 6 maanden en 1 jaar oud zijn gaan ze ruien: je ziet dan hele mooie, jonge veertjes onder hun oude verenpracht naar buiten komen. Vanaf die periode kunnen we ook gaan waarnemen of een vogel een haan of een hen is.
Hennen worden mooi zilvergrijs van kleur, met prachtige witte veren onder aan hun vleugels. Hanen krijgen gitzwarte veren met eveneens witte veren aan hun vleugels en ook aan hun staart. Hanen verschillen ook in kleur van snavel en poten t.o.v. de hennen. In deze periode zijn ze in de hoogte volgroeid tot ongeveer 2,5 meter hoog. Ze wegen op de leeftijd van 12 maanden bijna 100 kg. Als de vogels 1 jaar geweest zijn worden het eigenlijk pas mooie dieren. Ze groeien nu niet meer in de lengte maar wel in de breedte. Hun verenpracht krijgt prachtige mooie veren en deze gaan erg mooi blinken. Vogels in de leeftijd van 1 jaar en ouder krijgen weer iets anders te eten. Nu kun je een keuze gaan maken uit veel mogelijkheden. Prioriteit is echter wel dat een speciaal meel wordt toegediend waar alle voedingsstoffen en vitaminen in zijn verwerkt die ze nodig hebben.
Je kunt ze bijvoeren met bijvoorbeeld:
- Luzernehooi of luzerne brokken, grasbrokken
- Maïskorrels, tarwe en haver
- Sojaschroot
- Bietenpulp
- Ingekuilde mais
- Aardappeltjes
- Capucijners
Bietenpulp mag echter niet in brokken gegeven worden, want deze zetten uit in de maag en dit leidt tot verstoppingen. Het wordt daarom ook eerst een nacht geweekt in water zodat het al uitgezet is. Van bietenpulp krijgen ze wel veel dorst, dus moet je zorgen dat er voldoende water in de buurt is. Bietenpulp is goed voer wanneer de vogels eens wat minder eten, door kou of door eventueel opkomende ziektes. Het is lekker zoet, maar de vogels krijgen er ook dorst van en gaan dus weer drinken. Wij gebruiken vaak bietenpulp bij kleine kuikens als ze moeilijk eten willen accepteren.
Verse tarwe is niet echt goed, je moet zorgen dat het al zeker een paar maanden oud is, anders heb je kans dat ze er dunne ontlasting van krijgen, wat dan ook weer moeilijk te stoppen is. In de natuur is het voor de Struisvogels elke dag weer zoeken naar alles wat ze kunnen eten en drinken. Ze eten bijvoorbeeld grassen, verorberen zaden en vruchten, vangen insecten, hagedissen en alle kleine dieren die binnen het bereik van hun snavel komen. Dat Struisvogels ook kleine insecten eten kunnen we heel goed zien aan de hekken van de stallen. Overal waar ze bij kunnen zijn de spinnenwebjes met spinnen weg. Als het te hek hoog is, dan kun je bij de kleine vogels de spinnenwebjes nog zien zitten. Struisvogels eten ook steentjes, dit heeft als effect dat het voedsel in de maag goed gemalen kan worden.